‘Het wordt anders, misschien ook wel beter’
Het Integraal Zorgakkoord (IZA) is ondertekend door patiëntenorganisaties, zorg- en welzijnsaanbieders, het ministerie van VWS, gemeenten en zorgverzekeraars. In elke regio in Nederland zijn deze partijen aan de slag om vanuit het IZA-gedachtengoed te komen tot transformatie van onze zorg. ‘Van zorg naar gezondheid’ is het uitgangspunt. Hoe staan we er in de regio Apeldoorn/Zutphen voor? Dat kwam boven tafel tijdens het panelgesprek.
Deelnemers aan het panelgesprek (vlnr): Jochanan Huijser (GGNet), Bart Smit (Huisartsen Organisatie Oost-Gelderland, HOOG), Anja Prins (gemeente Apeldoorn), Carlo Besselink (Zilveren Kruis), Jacqueline Baardman (GGD Noord- en Oost-Gelderland), Wiesje Heeringa (Viattence), Pier Eringa (Gelre Ziekenhuizen).
Schotten wegkrijgen
“Ik denk dat we in de regio al grote stappen hebben gezet en dat het IZA ons helpt”, opent Jochanan Huijser, zorginhoudelijk bestuurder van GGNet, het gesprek. Hij geeft antwoord op de vraag of we in de regio al op de goede weg zijn. De bestuurder zegt erbij: “Het IZA helpt ons om samen te werken, om de schotten tussen al die organisaties en instanties weg te krijgen. Het liefst tot aan de financiering aan toe.” Toch zijn nog heel veel stappen nodig, vult Jacqueline Baardman, directeur van GGD Noord- en Oost-Gelderland, haar voorganger aan. “De cijfers zijn nog niet zo best.”
Beweging naar de voorkant
Volgens Baardman is de grote inhoudelijke uitdaging om nog meer naar de voorkant te bewegen. “We zijn gewend om gezondheid en zorg aan elkaar te verbinden. Waarom kijken we niet breder? Hoe kunnen we mensen op alternatieven brengen? Verbreed het naar welzijn”, is haar advies. Haar tafelgenoten stemmen met die uitdaging in. Tegelijkertijd klinkt er realisme. “We moeten het van kleine successen en stapjes hebben”, zegt Wiesje Heeringa van de Raad van Bestuur van Viattence. Anja Prins, wethouder van de gemeente Apeldoorn, haakt daarop in door te schetsen dat de regio gestart is met het verzamelen van data. Deze data (die zijn terechtgekomen in het regiobeeld) zijn vertaald naar een plan op hoofdlijnen (het regioplan). En nu ook in de werkagenda. “Dit alles is bedoeld om te weten: waar kunnen we in onze regio het verschil maken in de beweging van zorg naar gezondheid”, zegt ze erbij.
Elkaar beter kennen
Op de vraag welke resultaten nu al zijn bereikt, komt veel respons. “Het wordt anders, misschien ook wel beter”, wordt gezegd. Pier Eringa, voorzitter van de Raad van Bestuur van Gelre Ziekenhuizen, beantwoordt de vraag met: “Dat we elkaar nu beter kennen.” Bart Smit, voorzitter Raad van Bestuur van de Huisartsen Organisatie Oost-Gelderland, legt uit: “Gemeenten en zorg spreken een andere taal. Doordat we aan het regiobeeld, regioplan en de werkagenda hebben moeten werken, hebben we elkaar leren verstaan. Daarvoor waren soms wel stevige discussies nodig.” Daarnaast zijn gemeenten en zorgverzekeraar doorgaans geen samenwerkingspartner. De belangen verschillen ook. Al vallen volgens Carlo Besselink, senior Manager Zorginkoop Midden Zuid Nederland bij Zilveren Kruis, de verschillen uiteindelijk wel mee. “De gemene deler is dat we het echt samen moeten doen.” Hij staat niet graag bij de verschillen en ‘beren op de weg’ stil. “Want”, legt hij uit, “aan de voorkant nadenken over strubbelingen, betekent dat we niet verder komen. Het beste is om gewoon gezamenlijk die weg op te gaan.”
Perspectief van de inwoner
De vraag is wel: hoe doe je dat dan? Baardman noemt dat ze als GGD Noord- en Oost-Gelderland al werken in multidisciplinaire teams. Eens per drie weken komen de professionals samen en gaat het bijvoorbeeld over: waar loop jij tegenaan? Het liefst breidt Baardman die samenkomsten uit met ambtenaren van de gemeenten en ook inwoners. “Het leuke is dat mensen hier enthousiast van worden”, zegt ze. Ze voegt eraan toe: “Ga met elkaar het gesprek aan, dan kom je samen op heel mooie oplossingen.” Anja Prins ziet dan ook als volgende stap: “Dat we echt vanuit het perspectief van de inwoner gaan kijken.”
Scharrelruimte
Toch blijft de regio ook in de komende tijd nog plannen maken. “De volgende stap is dat we plannen maken die sectoroverstijgend zijn”, noemt Jochanan Huijser. Hij doelt op de transformatieplannen die voor komende periode op de rol staan. “Daarbij is het wel van belang dat we in de samenleving de vraag stellen: wat heb jij nodig om mee te doen?” Niet alle panelleden worden enthousiast van ‘opnieuw plannen moeten maken’. “We hebben wel scharrelruimte nodig”, erkent Jochanan Huijser. “Ik heb echt de behoefte om morgen aan de slag te gaan. Plannen in uitvoering brengen”, zegt Bart Smit. Jacqueline Baardman: “Pas als we met mensen het gesprek aangaan, komen we tot transitie.” Pier Eringa: “Het is niet alleen morgen beginnen, maar ook uitdragen wat we nu al doen. En daarin niet te bescheiden zijn.” Hij komt met een hele reeks voorbeelden, zoals een buurthuis waar patiënten hun chemokuur kunnen krijgen. Of zoals eerder al werd gezegd: “Kleine successen zijn nodig om de grote beweging op gang te helpen.”